AHMAS

A. Samenwerking

• A. Samenwerkingsleer
• B. Methode
  • Inleiding methode
  • 1. Denkwijze
  • 2. Modelleringswijze
  • 2.1 Roos van Leary
  • 3. Werkwijze
  • 3.1 Werkvormen
  • 3.1.1 Chronologie
  • 3.1.1.1 Juiste partner
  • 3.1.1.2 Voorbereiding
  • 3.1.1.3 Kennismaken
  • 3.1.1.4 Synergie
  • 3.1.1.5 Hechting
  • 3.1.1.6 Onderhouden
  • 3.1.1.7 Repareren
  • 3.1.1.8 Afscheid
  • 3.1.2 TA
  • 3.1.2.1 Waarom? (TA)
  • 3.1.2.1.1 Strategisch
  • 3.1.2.2 Hoe? (TA)
  • 3.1.2.2.1 Leiden
  • 3.1.2.2.2 Zorgen
  • 3.1.2.2.3 Volgen
  • 3.1.2.2.4 Afwachten
  • 3.1.2.2.5 Terugtrekken
  • 3.1.2.2.6 Afzetten
  • 3.1.2.2.7 Strijden
  • 3.1.2.2.8 Winnen
  • 3.1.2.3 Wat? (TA)
  • 3.1.2.3.1 Dialoog
  • 3.1.2.3.1 Rel.dimensies
  • 3.1.2.3.2 Patronen
  • 3.1.2.3.3 Actie is reactie
  • 3.1.2.3.4 Verstoringen
  • 3.1.2.3.4.1 Volwassene
  • 3.1.2.3.4.2 Kinderachtig
  • 3.1.2.3.4.3 Paternalisme
  • 3.1.2.3.4.4 Ander
  • 3.1.3 Teamwerk
  • 3.1.4 Begeleiden
  • 3.1.4.1 Waarom? (beg.)
  • 3.1.4.2 Hoe? (beg.)
  • 3.1.4.2.1 Waarheid
  • 3.1.4.2.1.1 Verstoring
  • 3.1.4.2.1.2 Betrouwbaar
  • 3.1.4.2.1.3 Vertekening
  • 3.1.4.2.1.4 Objectiviteit
  • 3.1.4.2.1.5 Nauwkeurig
  • 3.1.4.2.1.6 Taalgebruik
  • 3.1.4.2.2 Eerlijkheid
  • 3.1.4.2.2.1 Empathie
  • 3.1.4.2.2.2 Respect
  • 3.1.4.2.2.3 Integriteit
  • 3.1.4.2.2.4 Grenzen
  • 3.1.4.2.2.4.1 Redenen
  • 3.1.4.2.2.4.2 Overschrijding
  • 3.1.4.2.2.4.3 Tegenoverdracht
  • 3.1.4.2.2.4.4 Preventie
  • 3.1.4.2.3 Betrouwbaarheid
  • 3.1.4.2.5 Betrokkenen
  • 3.1.4.2.5 Transparant
  • 3.1.4.2.6 Kracht
  • 3.1.4.2.7 Weerstand
  • 3.1.4.2.7.1 Voorbeelden
  • 3.1.4.2.7.2 Verschuiving
  • 3.1.4.3 Wat? (beg.)
  • 3.1.4.3.1 Contract
  • 3.1.4.3.2 Houding
  • 3.1.4.3.3 Functionaliteit
  • 3.1.4.3.4 Twee hulpvragen
  • 3.1.4.3.5 Gelaagdheid
  • 3.1.4.3.5.1 Voorbeeld
  • 3.1.4.3.6 Context
  • 3.2 Competenties
  • 3.2..1 Creatie
  • 3.2.1 Antropoloog
  • 3.2.1.1 Emic & Etic
  • 3.2.1.2. Participeren
  • 3.2.1.3 Interviewen
  • 3.2.1.4. Begrippenkader
  • 3.2.1.4.1 Perspectieven
  • 3.2.2 Verwantschap
  • 3.2.2.1 Grondslagen
  • 3.2.2.2 Spanningsvelden
  • 3.2.2.3 Soorten
  • 3.2.2.4 Kinship
  • 3.2.2.5 Organogram
  • 3.2.2.6 Connectivieit
  • 3.2.3 Leiderschap
  • 3.2.3 Wat (TA)
  • 3.2.3.1 Ranking
  • 3.2.3.2 Tools
  • 3.2.4 Buitenstaanders
  • 3.2.4.1 Framing
  • 3.2.4.2 Cirkels
  • 3.2.4.3 Diffuus
  • 3.2.5 Ongrijpbare
  • 3.2.5.1 Kosmologie
  • 3.2.5.1.1 Rituelen
  • 3.2.6 Veranderen
  • 3.2.6.1 Totem-model
  • 3.2.6.1.1 Cultuurcreatie
  • 3.2.6.1.1.1 Mythologie
  • 3.2.6.1.1.1.1 Voorgangers
  • 3.2.6.1.2 Continuiteit
  • 3.2.6.1.3 Herorientatie
  • 3.2.6.1.3.1 Verdraaiing
  • 3.2.6.1.3.2 Bezieling
  • 3.2.6.1.4 Healing
  • 3.2.6.1.4.1 Magie
  • 3.2.6.1.5 Transformatie
  • 3.2.6.2 Groepsvragen
  • 3.2.6.2.1 Ext.aanpassing
  • 3.2.6.2.2 Int.afstemming
  • 3.2.7 Veranderman.
  • 3.2.7.1 Klachten
  • 3.2.7.2 Overgangsriten
  • 3.2.7.3 Faseren
  • 3.2.7.3.1 Separatie
  • 3.2.7.3.2 Liminaliteit
  • 3.2.7.3.3 Re-integratie
  • 3.2.8 Checklist (comp.)
  • 3.2.8.1 Cult.herorientatie
  • 3.2.8.2 Cult.continuiteit
  • 3.2.8.3 Cult.healing
  • 3.2.8.4 Cult.transf.
  • 3.3 Technieken
  • 4. Beheerwijze
  • 5. Ondersteuningswijze
  • 5.1 Intercol
• C. Relatiemanager
• D. Ervaringsdesk.
• E. Studiemodules

3.2.1.3 Interviewen

Door te interviewen, in gesprek gaan met mensen op basis van een aantal vragen, kan men de mate van sturing bepalen die men als onderzoeker geeft. 

Hoe doe ik dat?

1. U houdt korte, tussendoor gesprekken. U werkt informeel
2. U bedenkt van te voren de grote lijn, maar laat je ook leiden door de loop van het gesprek. U werkt ongestructureerd 
3. U heeft een lijst van onderwerpen en een redelijk strak plan in uw hoofd, maar laat de ander daarbinnen vrij. U interviewt semi-gestructureerd
4. U stuurt op bais van een vrijwel geheel uitgeschreven script. U werkt gestructureerd.

Meer weten? Zie Antropoloog